Interview Jan Wolleswinkel aan het blad Pluimveehouderij
Redactie Bouke Poelsma
Jan Wolleswinkel (Dutch Poultry Centre): ‘Samenwerken om gidsland te blijven’
Netwerkorganisatie Dutch Poultry Centre (DPC) bestaat twintig jaar. Voorzitter Jan Wolleswinkel (77) kijkt terug en blikt vooruit. “Het is tijd om in de spiegel te kijken en onze missie te herformuleren.”
Op 77-jarige leeftijd heeft Jan Wolleswinkel nog niet aan scherpte ingeboet. De bestuurder is gepokt en gemazeld en bekleedt verschillende functies. Als voorzitter van Dutch Poulty Centre (DPC) volgt hij de ontwikkelingen in de pluimveehouderij op de voet. Wolleswinkel beschikt over een groot netwerk in de sector en weet hoe de hazen lopen. In 2012 zwaaide hij na dertien jaar af als NOP-voorzitter. Een jaar later kreeg hij de voorzittershamer van netwerkorganisatie DPC in handen. Recent vierde DPC zijn twintigjarig bestaan. Een mooie aanleiding voor een moment van reflectie.
Profiel | Jan Wolleswinkel, Dutch Poultry Centre
Jan Wolleswinkel (77) heeft een schat aan ervaring in de pluimveewereld. De door de wol geverfde bestuurder beschikt over een groot netwerk in binnen- en buitenland. Wolleswinkel runde jarenlang een gemengd bedrijf in Renswoude (U.) met door de jaren heen moederdieren, opfok- en leghennen. Wolleswinkel was wethouder en locoburgemeester in Renswoude en hanteerde dertien jaar lang de voorzittershamer van de NOP.
Hij bekleedde diverse bestuursfuncties bij de Rabobank. Sinds 2013 is hij voorzitter van netwerkorganisatie Dutch Poultry Centre. Wolleswinkel voelt zich goed en heeft energie om nog zeker twee jaar door te gaan. “Ik weet nog niet of ik er daarna nog een termijn aan vastplak.”
Waarom werd DPC twintig jaar geleden opgericht?
“DPC is opgericht na de vogelgriep in 2003. Het was ongekend en ongehoord wat er toen over de sector heen kwam. Dat was echt een omslagpunt. Pas na een jaar waren we uit de ellende. Toen alles weer op gang kwam, merkten we hoe er in het buitenland naar ons werd gekeken. ‘Een rommellandje met ziektes’, zo hoorden we. De vogelgriep had de goede naam van Nederland weggemoffeld. De ziekte was weg en bestreden, maar we bleven er tegenaan lopen. Bedrijven hadden daar ook mee te maken. Dat was de eerste aanzet.”
Wat was uw rol bij de oprichting van DPC?
“Ik was NOP-voorzitter en wilde de zaken gescheiden houden. Ik heb me met advies wel zijdelings bemoeid met de oprichting van DPC, maar ben bewust niet in het bestuur gaan zitten. Het was de burgemeester van Barneveld die ons aansprak op het feit dat het bedrijfsleven in de pluimveesector niet goed samenwerkte. In deze gemeente zijn 25 bedrijven internationaal actief in de pluimveesector. Als er eens een Chinese delegatie op bezoek was om te kijken naar een nieuwe inpakker, dan werd er niet gesproken over andere Nederlandse producten. Toen is er een traject opgestart om bedrijven met elkaar in contact te laten komen en hier beter op in te spelen. Daar is DPC uit voortgevloeid.”
Wat is de missie van Dutch Poultry Centre?
“Nederland heeft een goede naam in de pluimveewereld, met goede en innovatieve bedrijven. Die positie proberen wij te vergroten en te versterken. Daar heb je een aantal mogelijkheden toe. We bezoeken beurzen en organiseren in- en uitgaande handelsmissies. We zijn een netwerkorganisatie en geen belangenbehartiger. Wij proberen overal bij te zitten, alles te snappen en iedereen te kennen. Als er bijvoorbeeld vanuit Nigeria wordt gebeld met een vraag over pluimvee, dan weet men ons in Den Haag te vinden. Onze leden zijn maar wat graag bereid om zo’n delegatie te ontvangen. Wij hebben nauwe contacten en kunnen een programma samenstellen.”
Hoeveel leden heeft DPC?
“We hebben ruim honderd leden. Het ledenaantal fluctueert en staat iets onder druk. Dat vraagt continu aandacht. Soms komt er een lid bij, soms valt er een af. Het gaat veelal om internationaal opererende bedrijven. Dat is geen voorwaarde hoor, duidelijk niet. Alleen zit je vanuit Nederland vrij snel in het buitenland, zeker als je actief bent in de toeleverende industrie.”
Wat is jullie budget?
“Het gaat om ongeveer €200.000. De leden betalen contributie. De hoogte ervan is afhankelijk van het aantal werknemers dat actief is in de pluimveeafdeling van het bedrijf. We werken met een staffelsysteem. Ruwweg praat je over een gemiddelde bijdrage van €2.000 per bedrijf. Daar redden wij ons mee. Wij zijn er niet om het geld te sparen. We hebben een buffer. Die is grotendeels gevormd in coronatijd. Mensen kwamen niet bij elkaar. Beurzen werden niet georganiseerd en er werd niet gereisd. We hebben toen wel tijdelijk de contributie verlaagd.”
Hoe beoordeelt u de betrokkenheid van de leden?
“Onze leden zitten er verschillend in. Sommige bedrijven zie je nooit bij netwerkbijeenkomsten. Ze betalen trouw hun contributie en zijn zogezegd te druk om ergens bij te zijn. Andere bedrijven zijn juist altijd van de partij en vinden het prettig om mensen te ontmoeten. Sinds vorig jaar hebben we met Teus Korevaar een nieuwe relatiemanager. Hij is de opvolger van Jan Hulzebosch die anderhalf jaar geleden plotseling overleed. Teus staat op de payroll bij Aeres MBO in Barneveld en is een dag per week voor ons op pad om onze leden te bezoeken. Dat gaat heel goed.”
Wat zijn uw doelstellingen?
“Ik richt me graag op nieuwe ontwikkelingen, die passen bij het huidige tijdsgewricht. Ik vind het een mooie ontwikkeling dat onze leden Hendrix Genetics en Aeres/Poultry Expertise Centre een trainingsprogramma willen opzetten voor pluimveecursussen. Teun van de Braak en Janne van Rooij trekken de kar om het onderwijs meer body te geven. Op 5 februari is er een kick-offbijeenkomst. Al onze leden zijn hiervoor uitgenodigd. Voor onze leden is het handig om te weten wat er aan onderwijs wordt gegeven in ons land. Het is voor ons heel belangrijk dat we goed en nauw contact hebben met onderwijsinstelling Aeres.
Kunt u een schot voor de boeg nemen als het over herformuleren gaat?
“We kunnen de krant lezen en naar het scherm kijken en ons ergeren aan de besluitvorming in Den Haag. Maar we kunnen ook naar elkaar kijken en de handen ineenslaan om met honderd bedrijven verder te komen. We hebben alles in huis. We moeten het alleen vorm zien te geven. We moeten nog meer samenwerken om een gidsland te blijven. Het optuigen van een nieuw trainingsprogramma past uitstekend onder de paraplu van DPC. Het is belangrijk om het kennisniveau in stand te houden en te vergroten. Ik heb goede hoop dat er iets van de grond komt, zeker als ik zie welke inspanningen er worden gedaan. Het bedrijfsleven heeft hier duidelijk behoefte aan en moet het trainingsprogramma zelf financieren.”
Onze leden liggen niet allemaal wakker van de opkoopregelingen
Wat zijn de belangrijkste wapenfeiten die DPC in twintig jaar tijd heeft bereikt?
“De organisatie staat en wordt gezien. Dat vind ik belangrijk. We hebben een unieke positie in de sector. We zijn geen overheidsorganisatie. Het zijn onze leden die bepalen. Elke dag is een uitdaging om iets te doen voor de sector. We zijn een stichting en vormen een vrijwilligersorganisatie met zeven goedwillende bestuursleden. We hebben hart voor de sector en zetten ons onbezoldigd in, tegen een onkostenvergoeding.”
De sector krimpt. Hoe kijkt u daarnaar en welke gevolgen heeft dat?
“Ik vind het doodzonde dat er zoveel bedrijven stoppen. Ik geloof er niet in dat als je de Gelderse Vallei schoonveegt, dat dan de Veluwe is gered. Dat wil er bij mij niet in. Ik maak me al jaren zorgen over de kritische massa van de Nederlandse pluimveesector. We hebben geen proefbedrijf meer, overal in de keten vinden consolidatieslagen plaats en het aantal nieuwe pluimveedierenartsen loopt terug. De kalkoenenhouderij is gedecimeerd en de eendenhouderij staat onder druk. Ga zo maar door. Onze leden staan er overigens wel wat genuanceerder in. Internationaal opererende bedrijven liggen niet allemaal wakker van een opkoopregeling in Nederland.”
Wat zijn uw verwachtingen voor 2025?
“Het wordt een spannend jaar. Het is afwachten wat de gevolgen zijn van gerechtelijke uitspraken. De uitspraken die we eerder hebben gehad, maken je nog somberder. Ze bieden nauwelijks perspectief. Wat is er al niet gezegd en geschreven over de PAS-melders? We zijn ruim vijf jaar verder en niemand kan het oplossen. We worden door modellen geregeerd, stelde Omtzigt in zijn boek. Dat vond ik wel een aardige kreet. Hoe doorbreek je dat? Dat vraagt moed van bestuurders. De gerechtelijke uitspraken maken het lastig.”