Skip to main content

Toekomst van de pluimveehouderij in Nederland – ambities en uitdagingen

Inleiding van André van Straaten, sectormanager intensieve veehouderij, directie Agroketens en Visserij, ministerie van LNV, op het Marktcafé van Dutch Poultry Center in Barneveld, 15 september 2010

Dames en heren,

Ik stel het zeer op prijs te mogen spreken op het Marktcafé van het Dutch Poultry Center.
Om maar meteen met de deur in huis te vallen. De Nederlandse pluimveehouderij behoort tot de meest moderne ter wereld. De pluimveeketens zitten door continue innovatie en groot vakmanschap zowel Europees als mondiaal gezien in de kopgroep. Op de Europese en internationale markt heeft de Nederlandse pluimveehouderij en de daarmee verbonden agribusiness een sterke positie opgebouwd. De toekomst van de Nederlandse pluimveeketens is echter niet vanzelfsprekend.De sector in Nederland produceert in een dicht bevolkte stedelijke omgeving die steeds hogere eisen stelt aan de ‘license to produce’. Zij moet rekening houden met de kentering in het denken in de samenleving over de wijze van produceren en met veranderingen in de marktvraag.

De intensieve veehouderij staat volop in de schijnwerpers van de samenleving én de politiek. In een aantal provincies zijn en worden debatten gevoerd over de intensieve veehouderij naar aanleiding van burgerinitiatieven. Een pleidooi van ruim 200 hoogleraren gooide eind april de knuppel in het hoenderhok. Meer dan in welke sectoren ook wordt de publieke opinie over de intensieve veehouderij bepaald door discussies over megastallen en schaalvergroting, volksgezondheidsrisico’s, milieubelasting, aantasting van de biodiversiteit en het dierenwelzijn. In discussies spelen naast feiten, gevoelens en beeldvorming een steeds grotere rol. De pluimveesector kan het zich niet permitteren deze geluiden uit de samenleving te negeren. Het is begrijpelijk en terecht dat deze thema’s stevig worden geagendeerd.

Eerst wil ik stil staan bij de ontwikkelingen die op de pluimveehouderij afkomen of er al zijn en om serieuze aandacht vragen.

Trends en ontwikkelingen

De pluimveehouderij staat op een belangrijk kruispunt. In de naoorlogse jaren lag de nadruk op de verhoging van de productie om de voedselvoorziening veilig te kunnen stellen. In de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw kwamen de grenzen in zicht van wat het milieu aan kon. Onder andere de milieuwetgeving werd onontkoombaar. Bovendien kreeg de veesector te maken met enkele grote ziekte uitbraken, die veel impact hadden op de samenleving. Het besef groeide dat een aantal zaken toch anders moest.

Op een aantal terreinen zijn de afgelopen jaren grote stappen gezet in de juiste richting. Voer wordt efficiënter omgezet in dierlijke producten, de omschakeling van de legbatterij naar alternatieve huisvestingsystemen is in volle gang en de effecten op het milieu zijn fors minder geworden. Máár we zijn er nog niet. Verdere verbeteringen zijn nodig. Én, er zijn ook nieuwe uitdagingen bijgekomen die om acties en initiatieven vragen.

De volgende trends en ontwikkelingen zijn waar te nemen:

1) Allereerst de internationalisering van de voedselketen.

  • De mondiale vraag naar voedsel verandert.
  • Voedsel wordt over de hele wereld heen verhandeld en getransporteerd.
  • De mondiale bevolkingsgroei en de toenemende welvaart leiden in landen als China en India en in Midden- en Oosteuropese landen tot een grotere vraag naar dierlijke eiwitten.
  • Er is sprake van een toenemende competitie om plantaardige grondstoffen voor de humane voedselvoorziening, voor veevoergrondstoffen en voor de productie van bio-grondstoffen en bio-energie.
  • Deze ontwikkelingen lopen parallel aan een verdergaande liberalisering van de wereldmarkt en de afbouw van het Europese systeem van inkomensondersteuning, importheffingen en exportrestituties.

2)Tweede ontwikkeling is de aandacht voor de productie van duurzame energie, het verminderen van het broeikasgasemissies en het zuinig omgaan en herbenutten van kwetsbare natuurlijke hulpbronnen (zoals fosfaat).

3)De derde ontwikkeling is de doorzettende trend van kwantiteit naar meer kwaliteit.

  • In onze welvarende Noordwest-Europese samenleving zijn mensen steeds meer op zoek naar de kwaliteit van het leven.
  • De vraag naar gezond, smakelijk en gemaksvoedsel van hoge kwaliteit neemt toe.
  • Er komt steeds meer aandacht voor de herkomst van producten (eigen streek of eigen land eerst).
  • Bovendien verandert de maatschappelijke opvatting over de vraag hoe dieren gehouden zouden moeten worden. De aandacht voor dierenwelzijn is mijn inziens geen hype, maar onderdeel van een nieuwe kijk op duurzaamheid.
  • Daarmee is niet gezegd dat er geen grenzen in deze zijn. Waar sprake is van vermenselijking van het dier is naar mijn mening weerwerk op zijn plaats.
  • Het uitgangspunt, dat dieren in principe gehouden mogen worden voor voedselproductie, sport of gezelschap is een uitgangspunt dat nog altijd op grote steun in de maatschappij en de politiek kan rekenen.

4)Vierde ontwikkeling is de demografische verandering in Europa.

  • De bevolkingssamenstelling verandert door vergrijzing, verkleuring en verstedelijking van het platteland.
  • Deze ontwikkelingen hebben gevolgen voor de vraag naar voedsel en de marktperspectieven van de pluimveehouderij.
  • Diversiteit en segmentatie zullen nieuwe eisen stellen aan producten en de wijze van produceren.

Wat is de visie van LNV op deze trends en ontwikkelingen?

Visie van LNV

De centrale boodschap is dat de gehele veehouderij, waaronder de pluimveehouderij, in Nederland zich over 15 jaar moet hebben ontwikkeld tot een in alle opzichten duurzaam producerende sector met een breed draagvlak in de samenleving. Het gaat daarbij dus om een pluimveehouderij die produceert met respect voor mens, dier en milieu, maar die ook met kwaliteit de competitie op liberaliserende en open markten aan kan.

Naast de economische turbulentie wordt de omgeving steeds complexer waarbinnen de pluimveehouders en de ketenpartijen hun bedrijf kunnen voeren en ontwikkelen. Maatschappelijke en culturele veranderingen voltrekken zich in een steeds sneller tempo. De ontwikkelingen rondom de Q-koorts hebben dit recent duidelijk laten zien. Steeds minder Nederlanders zien en accepteren het platteland louter als productieruimte en de kip louter als productiemiddel.

Burgers kijken kritisch naar de manier van produceren in de pluimveeketens. Ze kijken, of we het leuk vinden of niet, over de schouder mee. Er dreigt een vervreemding te ontstaan tussen de sector en de samenleving. Het risico is aanwezig dat de kloof tussen sector en samenleving steeds groter wordt.Voor het toekomstperspectief van de sector is het m.i. nodig dat de pluimveesector nieuwe en eigentijdse verbindingen gaat leggen met

  • de samenleving
  • de fysieke omgeving en
  • de markt en consument

a) Verbinding met de samenleving

Een goed imago en maatschappelijke waardering zijn van cruciaal belang voor het behoud en het versterken van het draagvlak van de pluimveeketen. Hierbij zijn mijns inziens twee zaken van belang. Ten eerste het als sector zelfstandig en pro-actief oplossen van maatschappelijke problemen. Hier zijn al mooie voorbeelden in de pluimveehouderij bekend. En ten tweede het vergroten van de maatschappelijke relevantie. De bijdrage van de pluimveeketen aan de economie en de werkgelegenheid in Nederland neemt zeer geleidelijk af.

Voor de toekomst zijn nieuwe maatschappelijke verbindingen nodig. Met de ambitie dat ondernemers in de pluimveeketen van toegevoegde waarde zijn voor de samenleving. Herstel van het contact tussen de burger, de pluimveehouder en de kip is één van de uitdagingen. Veel kritiekpunten zijn achterhaald en gebaseerd op vaak oude beelden uit de jaren 80 en 90 en niet op de beelden van de koploperbedrijven.

Een open communicatie en dialoog met burgers zijn belangrijk. De burgers moeten de pluimveehouderij kunnen beleven en zien hoe hun eieren en pluimveevlees op een moderne manier geproduceerd worden. Een transparante productiewijze waarbij de dieren voor de burger letterlijk zichtbaar zijn op het bedrijf, is gewenst.

Een tweede opgave is dat de pluimveehouderij wat dierenwelzijn betreft zal moeten voldoen aan maatschappelijke wensen. Dieren zijn de afgelopen periode aangepast aan het houderijsysteem onder andere door het behandelen van de snavels en door genetische selectie. Er is een omslag aan de gang. De eerste belangrijke stappen worden gezet met de implementatie van het legbatterijverbod en de welzijnsregelgeving voor vleeskuikens. De intrinsieke waarde van het dier is een belangrijk uitgangspunt dat is neergelegd in de welzijnswetgeving. Dit brengt met zich mee dat stallen en bedrijfsvoering steeds meer moeten worden vorm gegeven vanuit het soorteigen gedrag en de behoeften van de dieren. En, niet onbelangrijk, op een wijze die wordt geaccepteerd door de samenleving. Geen donkere stallen dus, maar stallen waar daglicht in kan komen. Waar mogelijk uitloop. Het streven moet zijn dat fysieke ingrepen zoals snavelbehandeling niet meer worden uitgevoerd of tot een minimum worden teruggebracht.

Een nieuwe opgave voor de pluimveesector is het verbeteren van de diergezondheid en het terugdringen van de risico’s voor de volksgezondheid als gevolg van de MRSA- en ESBL problematiek en de potentiële risico’s van de Vogelgriep. De sector zal af moeten van het hoge preventieve gebruik van antibiotica. Er is een grote spreiding in antibioticumgebruik tussen bedrijven. Dit biedt aanknopingspunten voor het zetten van noodzakelijke stappen op korte termijn. De sector is hier volop mee bezig.

b) Verbinding met de fysieke omgeving (milieu)

De pluimveehouderij werkt al jaren aan het oplossen van de mest-, ammoniak- en geurproblematiek. Dit heeft al veel resultaten opgeleverd. De sector verdient hier een compliment.

Haalbare oplossingen voor de mest, ammoniak en geur zijn in beeld en worden volop toegepast. Het realiseren van de BMC in Moerdijk is een staaltje van ondernemerschap en organisatie waar andere sectoren soms met afgunst naar kijken.

Er liggen volop kansen voor de pluimveeketens om een grotere bijdrage te leveren aan een duurzame energievoorziening in Nederland door vergisting van mest, mestverbranding en het benutten van zonne- en windenergie.

Eieren en pluimveevlees zijn, vanwege de relatief lage CO2-footprint ten opzichte van andere dierlijke producten, een belangrijke troef voor de sector. Dit kan nog meer onder de aandacht worden gebracht.

Een opkomend thema zijn de gevolgen van de pluimveeproductie voor de mondiale biodiversiteit (tropische bossen). De voer/mest kringloop moet duurzamer en, indien enigszins mogelijk, meer gesloten op Europees niveau. Waar mogelijk dus veevoer grondstoffen uit Europa en de geproduceerde mestmineralen afzetten op de arealen voor veevoergewassen. Wanneer er gebruik gemaakt moet worden van veevoergrondstoffen van buiten de Europese Unie dienen deze grondstoffen gegarandeerd duurzaam te zijn geproduceerd. Initiatieven van ketenpartijen en maatschappelijke organisaties gericht op duurzame soja- en palmolieketens krijgen steeds meer betekenis en erkenning.

In de discussie over het verkleinen en sluitend maken van de voer/mest kringloop en het recyclen van nutriënten speelt ook de herintroductie van diermeel in diervoeders na de BSE-uitbraak. De Europese Commissie heeft hier recent een eerste concrete stap gezet. LNV ondersteunt het beleid van de Europese Unie om diermeel onder bepaalde voorwaarden weer toe te laten.

Een ander onderwerp in dit verband is de landschappelijke inpassing van pluimveestallen. Hierbij is sprake van een dilemma. De schaalvergroting blijft doorgaan. Minstens voor een deel van de bedrijven is zij onvermijdelijk en noodzakelijk om de concurrentiepositie te kunnen behouden. En om te kunnen investeren in verdergaande milieu- en welzijnsmaatregelen. De andere kant van de medaille is echter dat er ook veel maatschappelijke weerstand is tegen megastallen met dieren.

Burgers zijn beducht voor de risico’s voor de volksgezondheid, stank, fijn stof, de toename van het verkeer en de aantasting van het landschap. En, misschien is dat wel het belangrijkste, krijgen steeds meer moeite met het industriële karakter van grote bedrijven die ten koste zou gaan van de zorg voor de dieren.

Naar mijn mening moet en kan de sector niet anders dan deze weerstand serieus nemen.

Naast het toepassen van technologie kan er nog heel wat gedaan worden aan het ontwerp van stallen en de inpassing van stallen in het landschap.

De afweging waar welke bedrijven gevestigd kunnen worden ligt primair bij de gemeenten en de provincies. Door de druk vanuit de locale samenleving hebben sommige provincies en gemeenten het ruimtelijk ordeningsbeleid aangescherpt. Het is de verantwoordelijkheid van de ondernemers om bij de vormgeving van de bedrijven rekening te houden met de wensen van de lokale samenleving.

Niet in de laatste plaats kan aan draagvlak gewonnen worden door omwonenden te betrekken bij de planvorming. Daar zijn al lichtende voorbeelden van.

c) Verbinding met de markt en de consument

De markt verandert voortdurend. Dat hoef ik u niet te vertellen. De toenemende vraag naar gemaksproducten en gezonde voeding is een nieuwe trend. De marktbescherming zal de komende jaren afnemen, terwijl de concurrentie toeneemt. Ik zie desondanks grote kansen voor de Nederlandse pluimveehouderij. Een breed gedragen mening is, dat het perspectief voor de Nederlandse pluimveeketens vooral ligt in het betrouwbaar leveren van herkenbare, hoogwaardige en verse kwaliteitsproducten op de Noordwest-Europese markt.

Aandacht voor wensen en verwachtingen van de West-Europese consument is dus van eminent belang. Vanwege de gunstige geografische ligging, vakmanschap en een goede ketenorganisatie kan de pluimveesector naar verwachting goed op deze ontwikkelingen inspelen.

Naast prijs en kwaliteit in engere zin zullen onderscheidende claims op het terrein van duurzaamheid en dierenwelzijn aan belang winnen. De eiersector is daar al volop ingesprongen. De komende jaren zullen naar verwachting nieuwe duurzame productieconcepten en producten ontwikkeld en in de markt gezet kunnen en moeten worden. Daarmee wordt ingespeeld op een veranderende marktvraag.

Sommige partijen zijn van mening dat de overheid in deze gewoon regels moet stellen. Nog maar afgezien van het geloof dat je hecht aan de maakbaarheid van de samenleving door de overheid, ben ik van mening dat in een open markt de Nederlandse overheid niet overal regels voor kan stellen zonder dat dit gepaard gaat met een grote oneerlijke concurrentie. Verder kan Nederland producten uit het buitenland niet weren. Om deze redenen zet LNV in op een markt- en innovatiespoor waarbij nieuwe stal- en houderijsystemen en nieuwe en onderscheidende dierlijke producten op de markt worden gebracht zodat de consument werkelijk keuzes kan maken.

Een werkelijke verduurzaming van de veehouderij heeft pas echt kans van slagen als de keten zijn werk doet. Ik zie op dit punt perspectiefvolle en essentiële ontwikkelingen. In toenemende mate is bij markt- en ketenpartijen op de Noordwest Europese markt een trend waar te nemen waarbij maatschappelijke waarden, die verder gaan dan de wettelijke eisen, worden geïnternaliseerd in vleesketens. Een deel van de meerkosten van dergelijke concepten wordt verankerd in de marktprijs.

Deze markttrend zal de komende jaren naar verwachting doorzetten zowel in Nederland als in andere Noordwest Europese landen. Dit stimuleert marktgericht een omslag in de wijze van produceren. De eerste initiatieven van pluimveehouders, ketenpartijen, kennisinstellingen en de Dierenbescherming, zijn succesvol. Het scharrelpluimveevlees is een aansprekend voorbeeld. De inzet van LNV is erop gericht om de komende jaren een substantieel marktaandeel van dergelijke tussensegmenten te realiseren. Daarmee heb ik al iets gezegd over rollen en verantwoordelijkheden. Nog een paar opmerkingen daarover.

4. Rollen en verantwoordelijkheden

Om de toekomstperspectieven voor de pluimveesector waar te maken, is er werk aan de winkel. De sleutel hiervoor ligt bij hoogwaardig ondernemerschap van de individuele ondernemers en bij samenwerkende ketenpartijen. En niet primair bij de overheid. LNV wil de pluimveehouderij geen blauwdruk opleggen van hoe de sector er in de toekomst uit moet zien. Een duurzame pluimveehouderij kan vele gezichten hebben. De ondernemers bepalen met een open vizier naar de markt binnen de maatschappelijke randvoorwaarden zelf hoe ze hun bedrijven willen ontwikkelen en welke positie ze kiezen op de markt.

De overheid legt meer eigen verantwoordelijkheid neer bij burgers en bedrijven. In de toekomst zullen naar mijn stellige overtuiging markt- en ketenpartijen en niet zozeer de overheid, het tempo van de verdere verduurzaming en innovatie in de sector bepalen mede onder druk van de samenleving en maatschappelijke organisaties. Samenwerking tussen ketenpartijen, kennisinstellingen én maatschappelijke organisaties is daarbij het devies. Deze stappen moet de sector zelf zetten. Maar kijkt de overheid daarmee vanaf de zijlijn toe? Nee, LNV ziet ook een rol voor de overheid.

Welke rol heeft LNV?

Op initiatief van LNV is de duurzaamheidsopgave voor de veehouderij opgepakt door LTO Nederland, koepelorganisaties in de toeleverende en verwerkende industrie, het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel, de Dierenbescherming en de Stichting Natuur en Milieu. Met deze partijen zijn afspraken gemaakt om gezamenlijk hier de schouders onder te zetten. Hierbij ondersteunt LNV het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties bij de verdere verduurzaming van de sectoren:

a)het stimuleren van onderzoek, innovaties en ondernemerschap

LNV zet fors in op het ontwikkelen van nieuwe stallen die integraal duurzaam zijn. Dit is een belangrijke sleutel om tot de gewenste duurzaamheidsprong te komen. Hiermee wil LNV flinke stappen voorwaarts zetten op het terrein van dierenwelzijn en tegelijkertijd niet achteruit boeren op andere terreinen als milieu, arbeidsomstandigheden, voedselveiligheid en diergezondheid. In de legsector zijn de Plantage en het Rondeel aansprekende voorbeelden.

b)het stimuleren van investeringen in duurzame stallen. Niet door eenzijdige regelgeving maar door subsidies uit Europese gelden, via fiscale maatregelen en het afdekken van financiële risico’s via garantstelling.

c)LNV stimuleert marktpartijen en maatschappelijke organisaties om zogenoemde plussegmenten te ontwikkelen en op te markt te brengen waarbij de dieren qua welzijn een streepje voor hebben. Daarnaast maakt LNV via voorlichtingscampagnes van het Voedingscentrum de consument meer bewust van de impact van zijn consumeergedrag op mens, dier en milieu. En dat meer kwaliteit veelal een hogere prijs betekent.

d)Verder zet LNV in op het aanscherpen van wettelijke eisen in Europees verband. Als Nederland eenzijdig zware extra wettelijke maatregelen invoert, heeft dat bij de huidige open markten grote gevolgen voor de concurrentiekracht van de pluimveehouderij. LNV wil daarom zoveel mogelijk op Europees niveau krachten mobiliseren om op een hoger niveau van wettelijke normen te komen.

 

5. Afsluiting

LNV is van mening dat er veel kansen zijn voor de pluimveesector. In Noordwest-Europa is er een blijvende vraag naar vers, gezond en verantwoord geproduceerd pluimveevlees en eieren. Inspelen op de markt en op de wensen vanuit de samenleving en openheid over de wijze van produceren zijn de sleutels voor behoud en het versterken van het toekomstperspectief van de pluimveeketens. Ik ben ervan overtuigd dat de sector met vakmanschap en ondernemerschap op deze uitdagingen een antwoord zal vinden.

Ik dank u voor uw aandacht.

Volg ons op

Contact

Dutch Poultry Centre
Landjuweel 15
3905 PG  Veenendaal
The Netherlands


Kamer van Koophandel 08132038


© 2023 Dutch Poultry Centre